|
Cynthia Freeland (Prof. filosofie Uni. Houston, lid American Society for Aesthetics; doceert esthetica, filosofie en feministische theorie) http://www.uh.edu/~cfreelan
|
|
Bloed en schoonheid Wat wij kunst noemen begon ooit als ritueel. Vaak als (symbolisch) bloedoffer: Mithras, lammeren offeren, Maya penisdoorboring, Abraham en Izaak, Christelijk sacrament , Dracula, maagdenbloed etc. Door gelovigen met gezang en dans gevierd bij inwijding, katharsis, bezwering en mis. Rituelen die iedereen begreep en die de relatie met het Goddelijke of de Natuur bevestigden. Zo’n collectief geloofskader bestaat tegenwoordig niet meer. Het gebruik van bloed, lichaamsvochten of ‘artistieke’ plastische chirurgie wordt thans bijna onvermijdelijk buitenkant, spektakel, amusement. Later, toen kunst losgekoppeld raakte van ritueel en religie, verschoof de functie naar esthetische voldoening. Kunst werd getoetst aan goede smaak (David Hume), schoonheid (Immanuel Kant) of, voor wat betreft abstracte kunst, de intrinsieke waarde van de vorm (Formalisme van Clive Bell: plastische kunst ligt dichter bij muziek dan bij een foto). Inmiddels is het Formalisme weer enigszins achterhaald. Maar toen werk van Mapplethorpe als pornografisch van de muur gehaald werd, verdedigde de advocaat de foto’s op formele gronden van compositie en technische uitvoering. Conclusie is, schrijft Freeland, dat het ongeloofwaardig is om hedendaagse kunst te verdedigen als religieus gebeuren maar dat ook een beoordeling op puur esthetische gronden vaak ontoereikend is. Vraag is hoe kunst vandaag dan wel gedefinieerd kan worden.
Hedendaagse kunst: naar een nieuwe definitie Freeland kiest Freeland twee uitgangspunten: a – een zeer ruime opvatting van het begrip ‘kunst’; niet de gebruikelijke nadruk op het picturale maar een staalkaart die reikt van het treurspel ‘Medea’ van Euripides via de kathedraal van Chartres, de tuinen van Versailles, de opera Parsifal van Wagner tot de Brillo boxen van Andy Warhol. Wat stempelt deze uitingen tot kunst? Wat verbindt ze? b – anderzijds neemt ze een aantal geruchtmakende kunstwerken onder de loep, het soort dat aanleiding gaf tot onbegrip, schandaal of zelfs rechtszaken, bijvoorbeeld Piero Manzoni Merda d'artista uit 1961), Andres Serrano Piss Christ (1987) en Robert Mapplethorpe Jim and Tom, Sausalito (1977) en Francis Bacon Triptiek (1973. Wat zeggen deze ‘shock’ werken over onze kunstopvattingen? Wat is kunst, kitsch of charlatanerie?
De Brillo dozen dwingen tot stellingname. Sommigen opperen dat een object kunst is als musea en galerieën (de kunstwereld) het zo noemen, de institutionele benadering. Nee, zei Arthur Danto in The art World kenners accepteren het werk niet direct; wat de kunstwereld doet (denk aan theoreticus Clement Greenberg en kunsthandelaar Leo Castelli) is een werk voorzien van een context, een theorie, een visie. Brillo kon niet bestaan in het oude Athene, aspecten als schoonheid of vorm hier zijn irrelevant. Cruciaal is de relatie met ons collectieve begrip. Dat is tegenwoordig ruim, voor alles kan een rationale bedacht worden. Die overigens niets zegt over kwaliteit of communicatieve kracht. Etno-esthetische visie John Dewey en Richard Anderson benaderen kunst vanuit een andere optiek. In Japan is een Zen-tuin een levende kunstuiting. Voor Japanners brengt de tuin de relatie met de natuur en het hogere tot uitdrukking. Soms lijken die tuinen natuurlijk maar ze zijn 100% ‘kunst’matig. Echter, om ze vanwege de esthetiek ’kunst’ te noemen getuigt van Westerse bijziendheid. Ze kunnen alleen ècht begrepen worden met kennis van de onderliggende filosofie. Precies zoals begrip voor Chartres kennis vereist van de middeleeuwse geloofsleer. Context is wezenlijk voor elk kunstwerk, kennis van context is voorwaarde voor begrip. (niet verder vertellen aan Clive Bell!)
Aldus kan gesteld worden, formuleert Anderson, dat iets kunst is als het een cultureel relevant betekenis heeft die bekwaam (mooi, kunstig) is vastgelegd in een affectief, zintuiglijk medium. (culturally significant meaning, skilfully encoded in an affecting, sensuous medium)
Zo heeft het kunstbegrip zich geleidelijk bevrijd uit het Westerse academische keurslijf. Schilderijen als venster op de zichtbare werkelijkheid zijn niet noodzakelijker wijze passé – zoals bijvoorbeeld Lucien Freud overtuigend is blijven bewijzen - maar hebben een bescheidener plaats gekregen naast wat bevoogdend inheemse kunst werd genoemd. De geweven wandkleden van de Aboriginals zijn onmiskenbaar familie van die van Bauhaus. Indiaanse patronen in zand getuigen van eenzelfde denk als land art kunstenaars als Robert Smithson, Richard Serra, Christo en Richard Long.
|
|
Mithras cultus |
|