Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

Marcel Ruijters

Inferno
2008 Uitgeverij Oog & Blik
127 pagina’s  (samengevat oktober 2010)

 

 
 Marcel Ruijters, (geb. 1966)

Op het jaarlijkse door mijn vrouw Henny georganiseerde diner voor de familie Joustra kregen we dit boekje als geschenk van Hansje (58) de jongste telg en oprichter van stripboek uitgeverij Oog & Blik.
Al eerder kregen we van hem dat fantastische boek Maus van Art Spiegelman, daarna Kus uit New York , ook van Spiegelman, toen een verhaal over de politionele actie in 1948 in Nederlandsch-Indië (sic) door Peter van Dongen.
Oog & Blik heeft nog enkele bekende auteurs in het fonds: Robert Crumb, Joost Swarte en Theo van Den Boogaard.
 
De goddelijke komedie.
Inferno is het eerste, bekendste en, naar verluidt, meest boeiende deel van Dante Allighieri’s ‘De goddelijke komedie”. De andere delen van het 14e eeuwse boek zijn De Louteringsberg en Het paradijs.
Marcel Ruijters zegt in het voorwoord er een vrije verstripping van te hebben gemaakt. De tekst is tot kernwoorden teruggebracht. De verteller is veranderd in kloosterzuster Danta, haar leidvrouw in de onderwereld is Virgilla. De structuur van het verhaal, met de negen kringen, de vele ringen van de moedwillige zondaren, Charon de veerman, de rivier de Styx etc. is door Ruijters nauwgezet gehandhaafd. Voor de illustraties gebruikt hij de beeldtaal van middeleeuwse houtsneden: schijnbaar ruw maar heel evocatief. Geïnspireerd, vermeldt Ruijters op de laat middeleeuwse illustrator Bartolomeo di Fruosino. Maar ook zou ik zeggen op Jheronimus Bosch en Breughel. Het resultaat is rauw en levendig. Door allerlei grapjes - een crucifix als slaghout, een tekstrol met 'error' of 'solution', een Centaur die klontjes krijgt - is het ook toegankelijk en onmiskenbaar hedendaags.

De tocht begint
Bij een tocht door een duister bos valt Danta in een buiten de oevers getreden rivier en klampt zich in doodsnood vast aan een bootje. In dat bootje zit een sympatiek skelet-in-pij, door Danta herkend als haar lievelingsdichteres: Virgillia. Deze verklaart dat zij zusters in de kunst zijn. Ze stelt voor dat Danta, in ruil voor een veilige terugkeer naar het land der levenden, nauwkeurig zal berichten over alles wat zij op haar reis naar het dodenrijk zal zien.

Danta schrijft, illustratie van Marcel Ruijters website

Na een korte boottocht komen ze bij een poort. Danta noteert het opschrift boven de poort: Door mij gaat men binnen in de stad der smarten. Door mij gaat men naar de verdoemde zielen. Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt.

Het voorportaal en de eerste 6 kringen van de Hel.
Ze passeren de veerman Charon - figuren uit de Klassieke oudheid stappen onbekommerd rond in het Christelijk universum - en vervolgens een klein eiland, een voorportaal van de Hel, waar, geplaagd door vliegen en horzels, zij, die niet kunnen kiezen tussen goed en kwaad, voor altijd rondrennen achter loze banieren.
Daarna betreden Danta en Virgillia de Eerste Kring, vol ongedoopte heidenen die, verstoken van Gods licht, gedoemd zijn tot eeuwige duisternis. (limbo) Er wordt door niemand iets gezegd want hoe zou één van deze onverlichte geesten iets zinnig te melden kunnen hebben?
Dan volgt de Tweede Kring. Overspeligen worden hier door wervelstormen eeuwig opgepakt, door elkaar geschud en weer neergesmeten op kale rotsen.
In de Derde Kring, waar het altijd regent, straft de driekoppige hellehond Cerberus hebberige strebers en veelvraten. Een van de verdoemden verzucht nu te beseffen dat macht altijd tijdelijk is en meestal leidt tot een hoop misère. 
In de Vierde Kring, bewaakt door Pluto, boeten verspillers en vrekken voor hun zonden, waaronder ook het zinloze kappen van bossen c.q. het aantasten van het milieu.
De volgende afdaling leidt naar de Styx, een donkere moerassige stroom, waar veroordeelden net hun hoofd boven water houden en elkaar onophoudelijk staan, krabben en bijten precies zoals ze op aarde zo graag deden.
Aan de overzijde doemt de stad Dis en daar begint de Hel pas echt. Ketters branden in eeuwige vlammen. Een van die deerniswekkende wezens vertelt de reizigers hoe ze tot een andere maar oprechte religie was gekomen en Danta beseft dat er over een gerechtvaardigde straf eeuwig gediscussieerd kan worden.
 
Kring 7, 8 en 9 van de Hel
Virgilia legt uit: 'De Hel is een trechtervormige put met 9 Kringen. De eerste 6 zijn voor zonden voortkomend uit onmatigheid; de laatste drie zijn die voor kwaadaardigheid en pure beestachtigheid. Kring 7, 8 en 9 zijn onderverdeeld in resp. drie, tien en vier Ringen'.
Voorzichtig daalt het tweetal af naar de Zevende Kring. Beneden stroomt de kokende bloedrivier Phlegeton waarin tirannieke zielen, waaronder Alexander de Grote, bewaakt worden door dodelijke Centauren. Een van de verdoemde klampt Danta aan: 'Ik ben geen tiran als de anderen...ik heb alleen leidinggevende capaciteiten getoond toen het nodig was'. Maar een scherpe pijl van een Centaur is het ‘dodelijke’ antwoord.
Aan de overkant van de Phlegeton staat een bos van dorre en doornige planten, aangevreten door harpijen. Elke plant is een gestrafte zelfmoordenaar.
Na het vale woud volgt een uitgestrekte, gloeiende zandvlakte: het is de Derde Ring van de Zevende Kring. Godslasteraars, sodomiebedrijvers en woekeraars ondergaan hier een regen van vuur.

 De hypocrieten dragen lange mantels, van buiten bekleed met goud, maar van binnen met lood; Danat herkent een lid van een vrome orde die kloostertorens tot in de wolken bouwde...

Op de rug van het (uit de Griekse mythologie afkomstige) monster Geryon storten Danta en Virgillia zich daarna in een peilloze duisternis waar zich ergens de Achtste Kring moet bevinden: Malebolge (= buidels van het Kwaad in Italiaans), daar waar met bedriegers wordt afgerekend en ook met koppelaars (waaronder ook vrouwenhandelaars), vleiers, simoniebedrijvers, magiërs en waarzeggers, hypocrieten, dieven en rovers, valse raadgevers, schaamteloze onderzoekers en alchemisten. Maar het ergste zijn de tweedrachtzaaiers c.q. schismatici: fanatieke maar vruchteloze strijders over futiele verschillen in geloof of ideologie. Op de begeleidende tekstrol van Ruijters staat echter relativerend 'Specatum tauri' of te wel 'bullshit'. 
Nog is de reis niet ten einde. Aan de rand van Malebolge gaapt een diepe put. Op de bodem ligt de bevroren rivier Cocytus. In het ijs zitten verraders vast, verraders van naasten, huis, gasten of geloof. Ook Danta verstijft: in het diepste van de put ziet zij het Monster…ook wel Dis genoemd...of Satan…of Lucifer…het Beest.

Het einde van de reis, het nut van kunst

 Het ptolemeïsche wereldbeeld van Virgillia

De aanblik van het Monster is Danta te machtig. Ze glijdt uit over het ijs, belandt in een draaikolk en ontwaakt in een hemel van harmonische gelukzaligheid. Maar helaas, al spoedig wordt ze teruggeworpen naar de ijzige Cocytus. Virgillia legt uit: ‘Je hebt nu zelf gezien hoe klein het Paradijs is geworden. Kijk, de zon draait elk etmaal om de aarde. Overdag verwarmt hij ons. ’s Nachts wordt de aarde aan de onderzijde weer opgeladen met de warmte van de zondige zielen die Satan daar verbrandt. Dat is het doel van het Kwaad in deze wereld. Maar sinds de geldmannen op Gods troon zijn gaan zitten wordt is er een overschot aan zondaren, verschroeien de gewassen en zwellen de zeeën en rivieren’. (aldus het innerlijk logische, ptolemeïsche middeleeuwse wereldbeeld)
‘Maar wat kan ik, eenvoudige dichteres, uitrichten?’vraagt Danta.
‘Jij moet het de mensen vertellen. De schone kunsten vormen de enige tegenkracht die nog iets vermag tegen de alomtegenwoordige handelsgeest.’ (voor de pessimisten onder ons, een onveranderd juiste verzuchting)
Ze duwt Danta naar een uitgang die leidt naar de Louteringsberg. Daar wil Danta de verschrikkingen van de Hel optekenen maar overmand door vermoeidheid valt ze in slaap.
Drie liefdevolle menselijke gestalten ontfermen zich over haar en laten haar dringen uit de rivier de Lethe, de rivier der vergetelheid.

Klik hier voor veel meer over de Goddelijke Komedie.

 
Bekroond met VPRO prijs voor de best graphic novel 2008

 

 

Inferno xxv, Vergilius en Dante zien 5 dieven; door Bartolomeo di Fruosino (1366-1444)