Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

Wal van der, Gijsbert
Wijd open ogen
Stukken over kunst en kijkplezier
2012 De Bezige Bij Amsterdam
386 pagina’s      feb.2014

 

 

 

 

 

 Gijsbert van der Wal (1977) studeerde en doceerde kunstgeschiedenis aan de Uni. Utrecht. Schrijft voor NRC en Kunstschrift en interviewt kunstenaars voor de VPRO.

 

 

Wat is het verschil?
Twee Noordelijke realisten. De auteur waardeert Sebens' oprechtheid, originele composities, kleurgebruik. Werk van de zeer populaire  Helmantel beschouwt hij als bekwaam anachronisme.


Piet Sebens, Het tafeltje van Hilde, 1995

Henk Helmantel

 

 

 

 

Een shunga van Koryusai, 1764

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                        There is a fabulous lot to look at.’
                                                                 
David Hockney

Een geweldig leuke bundel opstellen over het kijken naar (vooral figuratieve)  hedendaagse Nederlandse schilders, goeddeels gebaseerd op interviews  voor het langlopende radioprogramma ‘De avonden’ van de VPRO. 
Waarom is een schilderij vaak zoveel interessanter dan een foto? Waarom raakt figuratieve kunst de meeste mensen méér dan iets abstracts? Is een stilleven niet te saai voor de huidige tijd? Hoe suggereer je diepte in een landschap? Waarom blijft een portret van Rembrandt ,Van Gogh of Lucien Freud boeien?
Dat soort best lastige vragen gaat Van der Wal blijmoedig, welbespraakt en met grote deskundigheid  te lijf. Tientallen kunstenaars worden besproken met mooie afbeeldingen van hun werk.  Meerdere negentiende eeuwers worden in ere hersteld. Er zijn uitstapjes naar belangrijke contemporaine  buitenlandse schilders (o.a. Francis Bacon en David Hockney) en natuurlijk naar iconische grootheden als o.a.  Chardin,  Constable, Courbet, Jan van Eyk, David Caspar Friedrich, Jan van Goyen, Turner en Watteau.

Het boek is georganiseerd in een vijf hoofdstukken:

1. Hoe en wat
Hierin belijdt Van der Wal zijn liefde voor het figuratieve. De flaptekst verwoordt het als volgt: ‘Kunst raakt je als je er iets in herkent. Iets wat te maken heeft met je karakter, je afkomst, je seksuele voorkeur, je opleiding, met de kunst die tot nu in je leven hebt gezien en – het zal ook eens niet – met je jeugd’.  Dat alles bepaalt of je een kunstwerk herkent en je er thuis bij voelt. Andersom werkt het ook. Door de ogen van een kunstenaar kun je je omgeving anders en beter gaan zien. Een zonnig zwembad herinnert aan een zwembad van David Hockney. Amerika is ingekleurd door Edward Hopper. Pop art heeft ons anders leren kijken naar alledaagse dingen.
Pictures make us see the world. (
David Hockney)
Wat betreft het aspect ‘abstractie’: dat zit in elk schilderij – de verfbehandeling, de kleurstelling etc. - maar een herkenbare voorstelling  biedt vaak extra  houvast, een grotere mogelijkheid voor  vereenzelviging.
 In dit hoofdstuk  gaat het verder over lineair (lijn) versus tonalistisch (‘boetseren met kleur’), het belang  van vakmanschap (vergelijk de 10.000 uren norm van Gladwell) en de misplaatste adorering van vernieuwend, maatschappij krities en de gruwelijke ‘dialoog met de beschouwer’.

2.  Veel kijken naar weinig
Met warmte schrijft Van der Wal over schilders die liefdevol hun eigen vertrouwde omgeving uitbeelden.
Grootmeester in het genre was Jean-Baptiste Chardin met zijn uitgekiende, eenvoudige composities en ‘menselijke stillevens’.
Kijk je echt aandachtig, met wijd open ogen, dan worden de banaalste dingen bezienswaardig. Wat Van Gogh deed met zonnebloemen. Navoelbare liefde voor de materiële wereld is het doorslaggevende criterium. Het doek moet concentratie, detaillering en vlekkeloze uitvoering ademen. Maar bij alle vertrouwdheid moet er ook iets verrassend zijn, misschien iets onevenwichtigs,  een dissonant. Anders dreigt routine.
Stilleven (c.q. nature morte) is werk voor fijnproevers.  De Groningse realist Piet Sebens  vergelijkt het met poëzie en kamermuziek.

3. Lijf en leden
Portretten moeten life geschilderd worden. Pas na meerdere sessies komt  er leven in, karakter, voorbij de camera, présence.  Schilderen naar een foto geeft (te) vaak een plat resultaat.
Naakt moest eeuwenlang classicistisch mooi zijn. IJdele St. Sebastianen stonden zelfs aan de martelpaal nog sexy te pronken. Maar na 1900 is het uit met de pret, tijd voor de werkelijkheid. Een voorbeeld is Lucien Freud (1922-2011); waarom zijn de onverbloemde, treurige figuren van hem zo goed? Omdat je echte, hedendaagse mensen herkent, met mededogen uitgebeeld, schijnbaar zonder stilistische flauwekul of moralisme.
Dan volgt in het boek een vermakelijke  verkenning van het naakt in de kunst: het gluren van de oude mannen naar de badende Susanna,  het roomwit van de borst van Batseba door Rembrandts leerling Willem Drost (zie rechtsboven, de destijds schandaleuze Olympia van Manet, zedige Griekse pudenda’s, sappige Japanse shunga prenten en de geraffineerde tekeningen van Félicien Rops. En niet te vergeten het ironische werk van Peter van Straaten.
Wat is het verschil tussen kunst en geen-kunst of porno? Stilering, meent Gerard Reve. Zo zijn shunga prenten lekker hitsig maar door vormgeving en coloriet ontrekken ze zich aan platvloersheid.

Willem Roelofs (1822-97) polderlandscah in Barbizon stijl




4 . Naar buiten
Tja, zegt Van der Wal, het verschil is dat een figuratief schilderij van de zee zegt: ’Kijk de zee!’ terwijl een abstract schilderij zegt: Kijk mij!’
De natuur moet je voelen ademen, doceerde de Haagse school schilder Willem Roelofs. Van der  Wal  citeert zijn lessen over schilderen in de ‘frissche lucht’,  van atmosfeer en wolkenpartijen,  als herwaardering van het soms als oubollig afgeserveerde werk van  Willem Maris, Anton Mauve en Andreas Schelfhout. 
Laten we wel zijn, wat ze schilderden vinden wij vaak aan de sentimentele kant. Maar er was en is veel vraag naar en technisch is het meestal prima.
Ook de moderne Nederlandse schilders die door Van der Wal werden geïnterviewd worden uitgedaagd door de ‘adem van de natuur’  maar hun repertoire is  veel vrijer en persoonlijker. Het kan een klassiek zeegezicht zijn maar evengoed een winkelcentrum,  parkeerplaats, kolkend water,  Franse of Spaanse bergen, Amsterdamse  nieuwbouw of een nevelig rivierlandschap.
In een aantal ontmoetingen gaat Van der Wal diep in op ambachtelijke aspecten. Hij kruipt dan in de huid van om onder andere Willem de Ouden, Arie Schippers, Wendelien Schönfeld, Harold Schouten en Kris Spinhoven. Waarom schilderen wat ze schilderen? Wat zeggen ze over hun onderwerp keuze en techniek? Schilderen ze een landschap  buiten of in de studio? Hoe kiezen ze voor aquarel of olie? Een sneeuwjacht? Is een interieur ook een landschap?
Afsluitend is er nog een kort hoofdstuk over nachtelijke taferelen, hoe die te schilderen, etsen en fotograferen.
Het zijn boeiende gesprekken: aanbevolen!

Willem den Ouden
Zelfportret 2001

Boven de Waal 2006

 
 
Arie Schippers Avondrood

 Een oude moeder

 
 
Wendelien Schönfeld

 Oosterdok

 
Harold Schouten Zee

 Langs ringweg 201

Kris Spinhoven Stadsgezicht Polder

 

 
Omslag toont detail van Batseba door Willem Drost 1654, Louvre Parijs; klik voor het gehele schilderij.

 

 
 David Hockney, 1971, accryl, privé bezit

 

 

Jean-Baptiste Chardin, Pittsburg

 

 

 

 

 

 

 John Deakim door Julian Freud, 1964
 Lenie door Kris Spinhoven , 2011
Lucien Freud
1999/2000