Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

 

 

 

Tommy Wieringa
Een mooie jonge vrouw
Novelle, Boekenweekgeschenk 2014
94 pagina’s                                          aug 2014

 

 

 

 

 
 

 
Tommy Wieringa
Geb. 1967 in Goor (Ov)
Brak in 2005 door met de veel bekroonde ontwikkelingsroman 'Joe Speedboot'

 

 

Prima novelle. Wat begint als een plezierige romance weet Wieringa te laden met de tragiek van het uit elkaar groeien binnen een fascinerende context van virusbestrijding en het dilemma van dierenleed.

Jonge meid en geslaagde veertiger
Voor het eerst ziet hij haar als ze langs fietst, op haar mountainbike. Wat een schoonheid, wat een lekker kont!  
Zij is Ruth Walda, 27 jaar, studente sociologie.
Hij is Edward Landauer, met 42 jaar een stuk ouder, wel leuk, met een baardje, ongetrouwd, maar zeker geen maagd. En een vooraanstaand viroloog.
De vonk slaat meteen over en ze krijgen een hartstochtelijke relatie.
Het leeftijdsverschil speelt in het begin geen rol tot dat haar vader, een gepensioneerd aannemer in Friesland, vraagt wat z’n plannen zijn met Ruth:
 ‘Wordt ze uw verzorgster? Want binnenkort krijgt u een bril, waarschijnlijk last van uw prostaat en misschien hartklachten. Heeft Ruth trouwens verteld dat ze eerder getrouwd was?’
Zo gaat het leeftijdsverschil opspelen, onontkoombaar. Edward noteert hoe haar houding vrijer en sneller is als ze met medestudenten praat. Hij wordt niet jonger wordt door haar, zij wordt wel ouder door hem. En inderdaad,  wat is hun toekomst? Vervreemding van elkaar, fysiek en geestelijk? Nu houdt Ruth van hem, zonder dubbele bodem, maar kan dat doorgaan?

 Edward de jonge viroloog
Toen Edward zich 25 jaar geleden inschreef voor microbiologie was het een slaperig vak. Besmettelijke ziekten waren door antibiotica  verleden tijd geworden.  Maar in 1981 krijgt Amsterdam der eerste aids dode, patiënt zero. In 1983 nog eens drie met volledig verwoeste afweersystemen: blind, dement, vol zweren.
Voor student Edward  pakte de epidemie echter goed uit. Klinische virologie werd van de ene op de andere dag topprioriteit. Er kwamen grote budgetten. Wetenschappers konden roem en eer behalen. Het was een opwindende pioniersfase, overigens ook vol angst en wanhoop en met zeker aanvankelijk panische smetvrees.
 Het lab waar Edward studeerde werd geleid door een ambitieuze prof. die vastbesloten was een Nobelprijs bij elkaar te ‘pipetteren’  door briljant onderzoek en onvermoeibaar netwerken. Geen mensenvriend  als Albert Schweitzer, eerder een Gordon Gekko in witte jas. Onder zijn leiding ontdekte Edward op een moment van illuminatie twee  HIV varianten. Daarop maakte hij supersnel promotie: van naamloze lab rat tot gereputeerd onderzoeker.
Maar dat was alweer jaren geleden. Het veld bleef  echter veranderen met steeds nieuwe vormen van zoönotische infecties als  BSE/Creutzfeldt-Jacob,  aviaire influenza (vogelgriep), Q-koorts en Ebola.

Op dood spoor
 Edward is thans hoogleraar en verbonden aan een instituut voor infectieziekte bestrijding. Geregeld betrokken bij het grootschalig ruimen van varkens, kippen, geiten of koeien. De keerzijde van de industrialisering van de veeteelt: lelijk maar noodzakelijk voor een groeiende bevolking.
 Voor Ruth als overtuigd vegetariër en sociaal werkster is dierenleed echter een gruwel.  Hartstochtelijk discussieert ze met Edward over dierenrechten en wijst er op  wat Jeremy Bentham, de verlichtingsfilosoof, daarover geschreven heeft..
Ondanks hun verschillen willen ze hun relatie bestendigen. Ze trouwen in 2005 en gaan vlijtig aan de slag om een kind te krijgen. Dat valt tegen. Zijn zaad blijkt, zoals Ruth het plagerig zegt, eerder van Trabantjes kwaliteit te zijn dan van Porsche. Copuleren wordt een dure plicht: sorry schat, je moet weer even.
Uiteindelijk wordt ze zwanger. De bevalling is een marteling en de baby, Morris, is een huilbaby. Een tomeloze orgelpijp, zielig, maar om gek van te worden. Medicijnen helpen niet. Alleen in de armen van Ruth komt het kind tot rust. Zij raakt er heilig van overtuigd dat het huilen een protest is, dat de baby zich ongewenst voelt door Edward. Nonsens, vindt Edward en razend gaat hij het huis uit: zo zal snel duidelijk worden hoe unfair en onwetenschappelijk haar idee-fixe is.
Maar ze vraagt hem niet terug, hij is verlaten. In een radio interview, kort daarna, over de aanpak van epidemieën, lijkt hij het verschil tussen mens en dier uit het oog verloren te hebben. En dan is er ook nog een morsige affaire met een kantoormedewerkster. Tezamen maakt het zijn positie bij het Instituut onhoudbaar.
 
Op het afscheidscollege doet hij in tranen bekentenis. Onze supermarktkippen worden van een enkele grammen in 6 weken opgefokt tot 2½ kg. Als jongen heb ik zo’n kip eens de vrijheid gegeven maar het dier kon zich onmogelijk aanpassen en stierf. Is een kip ongelukkig?  Toen voelde ik deernis, nu alleen afschuw. Ouder worden is afstompen, je hart verliezen.



 

 

 

 

 
 Jeremy Bentham
1748-1832
Engels jurist, (rechts-)filosoof en sociaal hervormer. Pleitbezorger utilitarisme, grote invloed op het Liberalisme: scheiding kerk en staat, vrijheid van meningsuiting, economische vrijheid, afschaffing slavernij, gelijke rechten voor vrouwen; ook voorvechter dierenwelzijn.
Citaat:

De dag zal komen dat het dierenrijk dezelfde rechten
zal verkrijgen, die hun alleen door tirannie zijn ontnomen.Het vermogen om pijn te ervaren en niet het vermogen om logisch te redeneren moet de maatstaf  zijn hoe we andere wezens behandelen.