Boekpraat.nl
Henk Hagenberg - mijn beste boeken, samengevat
 

 

De Uitzondering

De psychologie van het Kwaad


1945/46 Tribunaal van Neurenberg
. 22 leidinggevende nazi’s werden onderzocht door psychologen. Voor het eerst in de geschiedenis dat een onderzoek plaats vond naar het kwaad. Uitkomst IQ tests: gemiddelde score van 128 terwijl dat van de gemiddelde USA master 118 is. Uitkomst van de Rorschachtests: opvallend groot aanpassingsvermogen, volgzaam, weinig inwendig kompas en verder nogal wat zelfoverschatting. Maar geen eenvormig autoritair persoonlijkheidstype.

1961 Raul Hilberg ‘The destruction of the European Jews’ bevat de eerste analyse van de management structuur van het nazi regime als complexe, grootschalige organisatie met tal van hiërarchische lagen en vele regels en wetten. Zie bijvoorbeeld ook ‘Einsatzgruppen’  in Wikipedia.

1963 Hannah Arendt: ‘Eichmann in Jerusalem: A report on the banality of evil’. Introductie van het beeld van de middelmatige, streberige bureaucraat (en fanate antisemiet) als belichaming van het kwaad. 

1963 Stanley Milgram’s experimenten om te meten in hoeverre willekeurige mensen in een rollenspel bereid zijn om als ‘leraar’ vrijwillig ‘leerlingen’ te straffen en te martelen op bevel van een instructeur. De ‘leraren’ vonden het vaak vreselijk maar 2/3 bleef zijn ‘plicht’ vervullen tot het bittere einde van stroomstoten van 450 volt. Indien de ‘leraar’ zich in hetzelfde lokaal bevond als de ‘leerling’ dan zakte het percentage doorzetters van 65% naar 40%. Anderzijds: in een bestaande werkverhouding kan deelname oplopen tot ver boven de 65% . Kortom ongelooflijke gehoorzaamheid aan autoriteit.

1992 Christopher Browning ’Ordinary men beschrijft een bataljon van 500 gewone politiemensen uit Hamburg (middelbare leeftijd, politiek links) die in 1942 opdracht kregen om in het Poolse Jozefow 1.800 Joden te doden. Ze mochten ook om een vervangende taak vragen. 10% à 20% vroeg vrijstelling wegens fysieke of psychologische problemen. De rest deed mee, eerst met veel moeite, later steeds makkelijker en efficiënter. In totaal doodde het bataljon 83.000 mannen, vrouwen. kinderen. Als centrale motivatie wijst Browning niet de gehoorzaamheid aan autoriteit aan zoals Milgram, maar de groepssolidariteit. Hij concludeert: 10- 20% tracht niet mee te doen, 50-80% voert de opdrachten uit, 10-30% ontwikkelt zich tot fanatieke daders.

Cognitieve dissonantie. In het algemeen geldt dat houding ons handelen bepaalt. Maar het omgekeerde komt ook voor. Meningen, voelen en weten worden aangepast aan het handelen. Voorbeeld: een maatschappij kritisch iemand neemt een baan bij een reclamebureau. Als dat uit nooddruft gedaan wordt zal de houding niet aangepast worden, dan blijft het een niks baan. Als er riant betaald worden idem: baan van niks maar geld verzoet veel. Maar is de keuze vrijwillig dan zal de houding in overeenstemming gebracht worden met het gedrag: toch wel interessant, werken met leuke mensen, maatschappelijk relevant etc. Kortom rechtvaardiging achteraf. Jehova’s getuigen zullen met aarzeling gaan colporteren met pamfletten, maar als ze thuis komen horen ze bij de groep en worden ze bezield door het geloof. Het is een zelfversterkend proces en kan goedaardig of destructief zijn.

In nazi Duitsland stond men onder grote druk mee te doen aan de staatsideologie, de groet te brengen, lid van de NSDAP te worden etc. Men conformeerde zich, op termijn ook in denken. Bij cognitieve dissonantie past tevens het proces dat we mensen waarvoor we iets aardigs gedaan hebben positief waarderen, terwijl we een kwade dunk hebben van degene die wijzelf onheus behandeld hebben.

Pesten en uitsluiten.
Pesten is net zo gevaarlijk als roken, alcohol of hartkwalen. Slachtoffers denken dat ze het pesten wel kunnen verduren maar op den duur kan niemand dat. Pesten kan iedereen overkomen maar vaker bij mensen die de confrontatie uit de weg gaan. Bij gebrek aan tegengas wordt pesten steeds brutaler. Het komt vooral voor bij kinderen op scholen en naschoolse opvang maar wel degelijk ook bij volwassenen.
In wezen slaan mensen elkaar langzaam, vals en soms onbedoeld dood. Het is een kwaad dat deel uit maakt van de menselijke natuur (Pagina 312-316) 

1971 Philip Zimbardo Stanford University experiment. Klassiek onderzoek in de sociale psychologie. De onderzoeksgroep van 21 studenten werd willekeurig in twee gelijke groepen verdeeld van gevangenen en gevangenenbewakers. Het rollenspel werd realistisch uitgevoerd. Al snel gingen de gevangenen zich onderdanig gedragen, de cipiers gingen hun macht ontplooien: drie cipiers werden gevoelloos en tiranniek, twee gingen de gevangenen helpen maar zonder de strenge cipiers af te vallen en 5 cipiers deden hun werk maar niet excessief. De gevangenen raakten gedeprimeerd, drie moesten het snel opgeven wegens hysterische huilbuien, ernstige depressie. Anderen werden lijdzaam. De zaak escaleerde zodanig dat na 6 dagen opgegeven moest worden terwijl 14 dagen geplant waren.[1]

Henri Tajfel en de minimale groep test. Een groep studenten willekeurig verdeeld in 2 groepen: één hield meer van Paul Klee zo werd verteld, de andere zou de voorkeur geven aan Vasili Kandinsky. Toch gingen de groepen allerlei meningen krijgen over ‘wij’ en ‘zij’. Ergo: vooroordelen en vijandigheid kunnen ontstaan zonder feitelijke ervaring. Dit categoriseren is algemeen en is nodig om houvast te hebben in een complexe wereld. Maar er is vaak een neiging om te overdrijven. Propaganda kan gevoelens van verschillen sterk aanwakkeren, zeker in conflictsituaties.

Het slachtoffer heeft het aan zichzelf te danken. Tegen beter weten in willen we graag geloven dat er een fundamenteel rechtvaardige wereld bestaat[2]. Mensen verdraaien de werkelijkheid zodat die past bij dat wensbeeld. Dan heeft het arme meisje de verkrachting toch aan zichzelf te wijten. De neiging om te geloven dat een ongeluk vaak door eigen schuld komt, samen met de cognitieve dissonantie, resulteert in een krachtige motivatie om te geloven dat slachtoffers het aan zichzelf te wijten hebben.

Bij oorlogsmisdaden wordt dat proces versneld door dehumaniseren. Geen rechtstreeks oogcontact tussen beul en slachtoffer, het slachtoffer moet behoren tot een anonieme massa. In de Duitse concentratiekampen dienden uithongering, vervuiling en kaalscheren mede als preventieve maatregelen voor de zielenrust van de bewakers.

Wat er ook bij hoort is verhullen. Je kunt het slachtoffer pesten want die merkt het toch niet door zijn/haar dikke huid. Het pesten was gerechtvaardigd want het slachtoffer had iets slechts gedaan bijv. belangen geschaad: blaming the victim.  En tegelijkertijd weet je dat je over dat pesten niet moet praten. Hitler had het nooit over het doden van Joden, hij hield het wazig. Hij benadrukte wel de voordelen als het Joodse probleem opgelost was. Aan de oppervlakte hebben de Duitsers in twijfel verkeerd maar tegelijkertijd hebben ze het ook geweten. Zie: Daniel J. Goldhagen ‘Hitler’s willing executioners: ordinary Germans and the Holocaust’. (1996)   



[1] In het Stanford experiment ligt de nadruk op het situationele aspecten: die maken het mogelijk dat mensen zich misdadig kunnen gedragen. Dat zou voorrang hebben boven persoonlijkheid aspecten. Philip Zimbado van Stanford trad dan ook op getuige à decharge voor sergeant Chip Frederick in het Abu Ghraib proces. 

[2] zie Seneca in de samenvatting van Alain de Botton  ‘Consolations of philosophy’ 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  

Christoffer Browning, 1992